Nils van Beek zwaait uit

Na twee jaar toewijding als secretaris bij Stadscuratorium Amsterdam neemt Nils afscheid. We zijn dankbaar voor zijn scherpe blik, eindeloze kennis en warme betrokkenheid. 
Ter gelegenheid schreef hij een collectieverhaal over het toepasselijke werk De Zwaaiende Fietser van Frank Starik, een ode aan ontmoeting, aandacht en verbinding in de stad. Een persoonlijke reflectie en een passend afscheidsgroet.

Collectieverhaal Frank Starik De zwaaiende fietser 

De eeuwwisseling bracht in de kunst nog andere wendes met zich mee, waarvan de ‘social turn’ misschien de opvallendste was. Kunstenaars wilden niet langer werk maken vanuit een zekere distantie tot een anoniem en (kenners)publiek, maar met hun werk direct contact maken met individuele bezoekers/gebruikers/deelnemers (op je gemak een kunstwerk in je op nemen en interpreteren was voortaan kennelijk te passief). Aanvankelijk werd daar door Erik Hagoort de term ontmoetingskunst voor gemunt. Een reeks van ruilsituaties (van spullen en verhalen), kook-, eet-, slaap- en wandelsessies volgde, evenals een hausse van technisch interactieve werken. Bij uitbreiding volgde een parade van bouwsels en attributen die de zo verlangde (nadere) interactie tussen mensen zouden moeten bevorderen.  

Deze laatste ontwikkeling (vaak beschreven met Bourriauds’ relationele esthetica bij de hand) had behalve op de installatiekunst ook een grote impact op de kunst in de openbare ruimte, die omstreeks die tijd ook mijn werkterrein werd. Mijn eerste stap in die richting was de (mede)samenstelling van een editie van de ArtWalk van de onvolprezen Holger Nickisch in de Staatsliedenbuurt, een kunstroute in en om speciaal voor kunst gebouwde etalages (inclusief de Duitse buurtsuper ‘Nah und Gut’ van Tilmann Meyer-Faje). 

In diezelfde Staatsliedenbuurt (en in de Spaarndammerbuurt) was even eerder een kunstproject geïnstalleerd van de dichter en kunstenaar Frank Starik: De Zwaaiende Fietser. Op oorspronkelijk 16 keramische tableaus is de dichter te fiets te zien, met zijn zoon voorop en diens moeder op de bagagedrager. Vriendelijk groetend zwaait hij naar je met zijn hand, vlak voor je de hoek omslaat. Starik was ook in andere opzichten een straathoekwerker. Hij verzorgde met de dichters van de door hem opgerichte Poule des Doods dichterlijke bijdragen bij uitvaarten van Amsterdammers die verder door niemand werden bezocht. Zelf verwees hij er eens naar als een sociale sculptuur, naar voorbeeld van Joseph Beuys. De uitgestoken hand, in dit geval de opgestoken hand, van Frank Starik is geloofwaardig. Hij wilde weten wie je was en wenste je het beste. In deze buurt, een dorp bijna, wordt iedereen gezien, hoopte hij. 

Soms blijkt opeens hoe een kunstwerk je referentiekader mede gevormd heeft. Kunst in de openbare ruimte kan veel lichtvoetiger (tijdelijk en meer efemeer) zijn dan ‘hard rock en heavy metal’ alleen. Ze zou ook steeds een integraal en relevant onderdeel van de dan actuele praktijk en het geldende discours moeten (willen) zijn en geen enigszins anachronistische niche. Maar ook persoonlijk kan een kunstwerk ongemerkt onder je huid kruipen. Je gaat ermee leven. Toen ik eens onderweg was op een tandem met mijn dochter achterop, heb ik mijn vrouw gevraagd een foto te maken, puur omdat ik mij op dat moment de zwaaiende Frank Starik herinnerde. Ik deel hem graag, bij de persoonlijke wende naar een andere baan, als groet aan allen die mijn tijd bij het Stadscuratorium zo de moeite waard hebben gemaakt. 

Nils van Beek was tot 1 juli 2025 secretaris van Stadscuratorium Amsterdam.