In de reeks Collectieverhalen van het stadscuratorium vertelt een (buiten)kunstminnende Amsterdammer over diens favoriete kunstwerk in de openbare ruimte. Jan-Pieter ‘t Hart ging wandelend in gesprek met beeldend kunstenaar Stephan Keppel. De wandeling begint bij een banpaal in het polderlandschap ten westen van Osdorp gaat, en gaat via kunstenaarsdorp Ruigoord naar Plein ‘40-’45 in Slotermeer. Struinend door de periferie aan de westkant van de stad vertelt de kunstenaar over buitenranden en centra, en hoe hij hier in verschillende stedelijke omgevingen kunst over maakt.
Een wandeling zoals deze is de kunstenaar niet vreemd. Al jarenlang onderzoekt hij al wandelend zijn artistieke territoria. Keppels werk speelt zich af in stedelijke omgevingen. Hij is vooral geïnteresseerd in perifere gebieden; de rafelige randen, waar het landschap eerlijker en ongepolijst is. Daar onderzoekt hij de oppervlaktes, texturen en details, die hij fotografisch vastlegt. Daarbij zoekt hij naar patronen; naar gebeurtenissen en herinneringen die door de stad zijn opgeslagen. Maar voor iemand die fotografie als medium gebruikt, is hij niet zo bijster geïnteresseerd in het perfecte plaatje. Als de foto gemaakt is, begint het werk pas: in zijn studio aan huis in De Baarsjes en in broedplaats De Vlugt in Slotermeer voegt hij via verschillende print- en druktechnieken grafische lagen toe aan het beeld. De resultaten zijn doorgaans monochrome beelden met sterke contrasten, deels refererend naar ruimtes, maar vaak ook naar de eigen platte ruimte van het beeld. Mensen zijn er niet te vinden, maar des te meer hun sporen. In eerste instantie zijn de steden waar de oorspronkelijke beelden gemaakt zijn moeilijk te herleiden, maar bij betere inspectie kom je juist via de materialiteit en structuren de persoonlijkheid van de stedelijke omgeving tegen. Het gaat niet meer om specifieke plekken, maar abstract is het werk van Keppel ook niet. De kunstenaar lijkt op zoek te zijn naar de verborgenheden in de oppervlaktes, niet erachter: de blote geheimen waar je doorgaans langs loopt zonder om te kijken. Het resultaat van deze beeldende onderzoeken zijn vaak boeken, die hij maakt in nauwe samenwerking met grafisch ontwerper Hans Gremmen. Deze reeks projecten begon met een residentie in Den Helder (Reprinting the city, 2012), via Parijs (Entre Entree, 2014) naar New York (Flat Finish, 2017), terug naar thuishaven Amsterdam (Soft Copy Hard Copy, 2021). Op het moment onderzoekt hij de materialiteiten van Berlijn.
We parkeren de auto vlakbij Boezemgemaal Halfweg. Het is een druilerige dag, bijna stormachtig. Het weer past bij wel het landschap; we wandelen door een poldergebied wat ooit idyllisch moet zijn geweest, maar wat er nu wat onbestemd bijligt door de nabijgelegen ringweg, het betonnen gemaal en de bedrijventerreinen van Westpoort. Een uitgelezen plek voor Keppel om te verkennen: precies op de rand van de stedelijkheid, met meer sporen dan mensen. Hoe precies we over deze grens wandelen, wordt bevestigd voor het object waar we naar op zoek zijn. Langs de oude Spaarndammerdijk staat een banpaal (ook wel grenspaal of kompaal). Van deze stenen obelisken staan er een handvol rondom Amsterdam; ze zijn ook te vinden langs de Sloterweg, aan de Amsteldijk en aan de Amsterdamseweg. Het informatiebord bij de banpaal is door de jaren heen versleten of vernield, maar Keppel weet er gelukkig veel over te vertellen. De banpaal gaf de gemeentegrens aan, en daarmee ook de jurisdiciële grens. Verbannen personen mochten niet meer voorbij deze paal de stad binnen komen. De Amsterdamse banpalen stammen uit de 17e en 18e eeuw, de banpaal die wij bezoeken is een relatief oud exemplaar uit 1624. Waarschijnlijk is maar een derde van de originele paal bewaard gebleven, met daarop het gemeentewapen en het bouwjaar. De rest is beschadigd geraakt door een storm in de 19e eeuw.
Dat de banpaal voorheen groter was, zien we terug op een ets van Rembrandt van Rijn, die hij maakte niet lang nadat de paal geplaatst was. Op de ets staat de banpaal naast een boerderij, maar deze is verdwenen. Ook de banpaal zelf is door de geschiedenis heen een aantal keer zoekgeraakt en opnieuw opgedoken. Na de Tweede Wereldoorlog stond het een tijd nabij een boerderij aan dezelfde Spaarndammerdijk, waarna de paal door toenmalig museumdirecteur Willem Sandberg werd verplaatst naar de beeldentuin van het Stedelijk Museum. Omdat de beeldentuin werd opgedoekt in verband met grote verbouwing in het museum, kwam de banpaal in het Oosterpark terecht. In 1999 werd gezocht naar een meer geschikte locatie. Herplaatsing op de oorspronkelijke plek bleek onmogelijk; door herinrichting van het gebied en de steeds dichterbij komende stad staat daar nu een postsorteerbedrijf. Er werd gekozen voor een plek zo’n 150 meter verderop. Met een gekaderde blik en gebruik van wat fantasie, kun je je even in de 17e eeuw begeven, met de banpaal op de voorgrond en de kerktoren van Halfweg aan de horizon, toen er nog een trekschuit van Amsterdam naar Haarlem voer, Ruigoord nog een eiland was, en de grens van het stedelijk gebied kilometers terug begon. Deze grens lijkt de komende decennia nog behouden te blijven, mede dankzij het beschermde natuurgebied Houtrak, waar veel vogels broeden.
Keppel is geïnteresseerd in dit soort geschiedenissen. Die zwervende objecten in tussenruimten spreken hem aan. “Daar ben ik altijd naar op zoek. Ik ben geïnteresseerd in de randen van de stad, ook omdat ze een soort deur zijn, een ingang.” De titel die hij zijn Parijs-project meegaf is daarvoor exemplarisch: Entre Entree (te vertalen naar ‘tussen’ en ‘binnenkomst’). De woorden vond hij op de deur van een supermarkt in een buitenwijk van Parijs, er stond voorheen ‘Entree Entree’ maar een ‘e’ was weggekrast. Net zoals de foto’s van Keppel geen foto’s meer zijn, is het landschap rondom de Spaarndammerdijk, en de gehavende banpaal, ook telkens zoekende. Naar een volgende stap in hun evolutie, en naar hun eigen essentie. De kunstenaar is continu op zoek naar objecten en plekken die deze tussenruimte innemen, of representeren: deurbellen, naambordjes, bouwmaterialen uit een catalogus, hekwerken, graffiti-tags. Steeds vaker neemt Keppels werk ook ruimtelijke vormen aan. Niet ver van de banpaal vandaan heeft hij een tuinhuis. Deze plek is door de jaren heen een verzamel- en werkplek geworden; zwervende objecten, gevonden op straat, bij het grofvuil of uit slooppanden vinden hier een tweede bestemming.
De interesse van Keppel in de stedelijke omgeving blijft echter niet in de periferie steken. Graag onderzoekt hij via deze randen in een spiraalachtige beweging de verschillende lagen van de stad, langzaam het centrum in. In Parijs maakte hij van deze cirkelende wandelingen een geluidswerk, Auto Danse. Peripherique Paris, in samenwerking met Neeltje ten Westenend en Harry de Wit. In toenemende mate richt Keppel zijn blik op de centra, om te zien wat die te vertellen hebben, maar ook omdat in de Amsterdamse context het centrum de afgelopen jaren onder druk staat, en het, door het gebrek aan ruimte in de stad, van extra belang is om plekken terug te claimen.
Inmiddels zijn we in Slotermeer beland; we wandelen via de Burgemeester de Vlugtlaan richting Plein ‘40-’45. We zijn wederom op bekend terrein voor Keppel; hier fotografeerde hij veel bronmateriaal voor Soft Copy Hard Copy. Een Marokkaanse erwtensoep naar binnen lepelend vertelt hij over zijn meer recente projecten. Deze maand (januari 2024) opent de duo-tentoonstelling En Route samen met beeldend kunstenaar Marc Nagtzaam bij Bradwolff Projects in Amsterdam. Thema’s zijn, zoals altijd, het stedelijk weefsel, vertaald naar het tweedimensionale, geprinte beeld, in verschillende lagen over elkaar heen gedrukt. Keppel gebruikt voor de prints in deze tentoonstelling een type printer die gebruikt wordt om bouwtekeningen te dupliceren.
De tentoonstelling En Route opent op zondag 21 januari 2024 in Bradwolff Projects, Oetewalerstraat 73 in Amsterdam.